A 528 j. h. van der palm, over de nitifche reuzen, de eigenlyke rephaim, nephilim genoemd worden. Het is waarfchynlykdat het oude woord &EPHILIM by de komst van Israël in Kanaan eerst verouderden voorts geheel in onbruik, ja byna onbekend, geraakt zy, toen men het met den, in Fenicïè en op de grenzenzoo alge meen aangenomen' geflachtnaam re- ehaim verwisfeld heeft. Ten tweedengelyk niemand zal ontkennen, dat de beteekenis reuzen de eigenlyke en gemeende zy van het woord rephaim, zoo wil ik ook gaar ne toegevendat het eenigemaien doodenfchimmen uit het fchaduwryk te kennen geeften zelfs zoude ik niet eens het gevoelen van den groo- ten taalkenner a. schultens willen verdedigendie door Rephaim overal de fchimmen der verdoemden verdaan wil hebben. De denkbeelden van reuzen en fchimmen zyn zoo verfchil- lende niet, als zy in den eerden opflag fchynen. De fchimmen op den wand, of de verlengde fchaduwen van den avond, zyn in de daad reuzengeftal- tenshet verwondert my zelfsdat dit denkbeeld den Hebreeufchen ety~ m-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 578