532 j. h. van der palm, over de
de waterenwant hier worden wy ter-
ftond gewezen op de wateren van den
zondvloedwaaronder deze gewelde
naars begraven liggen; waarmede zy
weggefleept waren naar het hart der
aardetoen deze wateren de opper
vlakte des aardbodems weder verlie
ten. "Voor gods aangezicht krim-
pen, in het hart der aarde, de oude
reuzen wegvan onder de wateren
des grooten afgronds, die eens de
aarde hebben overdekt: zy, zoo
,j wel als hunne medebewoners, hun-
ne geburen en onderdanenhun-
,j ne gemeente in dit doodenryk"!
Het is dan ontwyfelbaardat het
woord rephaim niet Hechts in 't alge
meen schimmen uit het doodenrykof
meer byzonder schimmen der ver
doemden maar dat het ook allerby-
zonderst de schimmen der oude reu
zen beteekene. En indien dit waar
is, zal men my lichtelyk toeftemmen,
dat die beteekenis ter dezer plaats by
j es ai as het allerbeste vleit: en dat de
aanfpraak tot den Koning van Babylon
aan geene perfoonen beter kan in den
mond gelegd worden, dan aan de be-
ruch-