46. Dewyl nu die groote Wis kundige zich vergenoegt met de en kele opgave van den regelen het bybrengen der noodige voorbeelden zonder den oorfprongof (zoo men wil) het bewys daarvan aldaar voor te dragen: zal ik, alvorens dien regel op myne handelwys toe te pas- fen, tot beter verhand daarvan, het eene en andere laten voorafgaan, no pens de eigenfchappen, en betrekkin gen op elkander, van de verfchillen der kunsttallen voor en n ien die voor hunne tusfchendeeltjes n -f- 4, 72 -f- enz. om dus op eene (mag ik zeggen) mechanifche wyzeen als 't ware by inductieof betoog a po- Mm 3 de DE BEREKENING DER LOGARITHM!. lf] Het wiskundige betoog a priori van dezen re gel, zoo het gevergd werd, was anders niet moei- ]ykals vloeijende van zelve voort uit de bekende oneindige reeksdoor onze latere wiskundigen uit gedacht, om de differentien der kunsttallen, welken men tusfchen twee anderen wil invoegenaan te wy- zennamclyk (A m B ]H X c enz.) p 2 2 waarin A, B C, de eer Hetweedeen derde ver fchillen afbeeldentusfciien de kunsttallen voor n n -f- 1n 4- a3enz. terwyl p beteekent het proportionéle deelof de affland in eene tiende breuk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 599