OVER DE WIS- NAT. EN TEEKENK. 5
der Godlyke befturingin den ke-
ten Harer Voorzienigheid, niet kan
behagende wis- en natuurkundi-
ge wetenfchappen onder werklieden
die derzelver ondergefchikte kun-
ften beoefenenin algemeenen trein
te doen zynde orde der din-
genen het geluk der zedelyke maat-
fchappy, Jcbynt met eene algcmeene
beoefening dier wetenfchappen on-
bejlaanbaar".
By deze bedenking verzoeken wy,
ter opfporing van den waren zin der
vraag, eenige weinige oogenblikken
te mogen (lil daan.
De wyze en voortreflyke orde, wel
ken wy in de natuurkundige en zedely~
ke waereld opmerken, konde nimmer
regelmatig voortduren, zoo de groo-
te meerderheid van het menschdom be
gaafd ware met die gefchiktbeidwelke
tot het beoefenen der wis- en natuur
kunde vereischt word: onder de
gefchiktheden tot eene zoogenaamde
mathematifche ziel bedoel ik, thans,
voornamenlyk de vermogens en heb-
lykheid om regelmatig en afgetrokken
te denken. Was de meerderheid
van het menschdom met zulk eene
A 3 tna-