over de wis- nat, en teekenk. 11 voel zyner eigene waardigheid doet hem, met grieving, het lot ondergaan omals een werktuigordinantiën van misfchien minkundigen te moeten uitvoeren van hier vervéling, mur murering en in één woord het ge brek van geluk, orde,, en overeen komst der dingenin de zedelyke waereld. Om kort te gaan, het meerderdeel des menschdoms is gefchikt om te werken; en het minderdeel om zich met denken bezig te houden't gene uit de natuur der fchoonheid van de zedeiyke waereld nogmaals, en ten laatften duidelykblyken zak Het gebouw der zedelyke waereld, uit de hand der almacht voortgeko men, kan niet anders dan volmaakt fchoon zyn dus moeten 'er in hetzelve éénheid en verfcheidenheid regeren, welken het echte kenmerk der fchoonheid zyn. De minder wys- geerige vernuften doen de afgetrok- kene en regelmatig denkende wezens uitkomen: zy fpreiden de verhevener vernuften ten toon, als zoo vele Gera den en pronkftukken, die (by gebrek van verfcheidenheid) van hunne fchit- te-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 137