20 A. VAN SOLINGEN, ANTWOORD
dat de Hemel ons, integendeel, de mid
delen gefchonken hebbewelken ge-
fchikt zyn: "om ons verfland te beoe-
fenen en te verbeterenons oor-
deel te onderrichteneen' fchat van
nutte kennis op te zamelenen ons
de kunst en bekwaamheid van wél
te redenêren eigen te maken".
Men kan evenwel niet ontkennen,
dat de betrekkingwaarin zich het
denkvermogen met de zintuigen ge
plaatst vindt, aanleiding geve tot Ge-
ze ongefchiktheid.
Dewyl op de verfchynfelen, welken
de zintuigen nopens de wetten der
natuur opleverendoor weelderige ver
nuften lichtelyk eigenfchappen aan de
lichamen, en vermogens van werk/aam-
heid, zouden worden toegekend, wel
ken niet op de rede gegrondt zyn
maar alleen op gewaagde gevolgtrek
kingen uit zintuiglyke waarnemingen
van natuurlyke verfchynfelenzoo heeft
voormaals het zeeuwsche Genootfchap
der Wetenfchappen wyslyk goedge
vonden, de gewichtige vraag voor te
ftellen "in hoe ver men in,het opfpo-
ren der natuur zich veilig op zintuig-
lyke verfchynfels verlaten moge"
op