&4 a. van solingen, Antwoord
wonderende natuurgenooten: maar
is het te doenom de waarheid te ken
nen; en op te fporen, of wy in onze
kundigheden gronden van zekerheid
hebben moet hun oordeel en ver
hand op de keper befchouwd worden:
hebben zy de onvoorzichtigheidom
eens immer iets ftaande te houden
zoo ziet men eene fchraie reden,
zich fchuilhoudende achter den weid-
fchen optooi van een fchitterend ver
nuft: wat zy ook ftaande houden,
valsch of waar, het is al eens! in
beide gevallen word hunne zwakke
reden over ftaag gezet: - in het eerfte
door de fnedigheid der drogredenen;
en in het tweede geval door de zege
pralende kracht der waarheid.
Maar de, bovenal meest werkende, I
en derdeoorzaak moet aan de ver
keerde leiding worden toegefchreven,
waardoor der jeugd, by de opvoeding,
alle aanfpraak op het gebruik van hun
eigen denkvermogen als het ware ont
zegd word: door dezelve te gewen
nen aan het aannemen van fyflemata,
welken haar als vastgeftelde waarheden
worden ingeprentdoor henwien
de zorg hunner opvoeding is toever
trouwd;