den
OVER DE WIS- NAT. EN TEEKENK. JÏ
welken zich by het begin van de beoe
fening der wetenfchappen niet ver
toonden.
Door deze voorzorg zoude men daar
enboven nog een groot gebrek voor
komen het is onmooglyk, zoolang
men zich in het onderwys by dien
ftrengen leiddraad houdtdat de
jeugdzelfs in een' geruimen tydee-
nig denkbeeld van het toegepaste nut
dier wetenfchappen erlange: men kan
naauwlyks verwachtendat zy goeds
moeds zonder het befef van eenige
nuttigheidzal dóórwerkenalleen ge
troost door het denkbeeld, dat zoo
vele beroemde mannen zich, met al
len yver, op die wetenfchap hebben
toegelegd: hoe gegrondt ook deze
redenering zyn moge zelden zal zy
voldoen aan het jeugdige verhand, dat
niet gewoon aan afgetrokkene denk
beelden, zyne aangelegde kundighe
den nergens weet toe te pasfenwel
haast zal het van deze oefening walr
genen wanhopen om breede vorde
ringen te makenwelken buiten het
bereik van zyne vermogens fchynen.
En dezen zynnaar ons inziende
meest werkende oorzakenwelken