34 A. VAN SOLINGEN, ANTWOORD
tuur in 't vervolg gevonden hebben
op den weg hielpen.
In latere tydperkenwanneer de wis-
en natuurkunde groote vorderingen ge- I
maakt hebben: zagmen, dan eens den
geest der berekeningendan eens dien
der proefnemingende een boven
den ander' het hoofd opfteken.
Een fchrander wysgeer zalin de
beoefening der natuurkunde, het licht
van alle deze leidftarren zich ten nutte
maken: hy zal aandachtig de na
tuur waarnemenzoo als zy zichzelve
vertoont; hy zal haar ondervragen, en
hare verfchynfelentot in de binnenfte
fchuilhoeken door 'proefnemingen op-
fporen: hy bedient zich van bere
keningen: niet alleen om de verfchyn
felen die hem (door de waar- en proef
nemingen) bekend zyn geworden, aan
wiskundige bepalingen te onderwer
pen maar ookom dat zy hem tot
het opfporen van nieuwe verfchynfelen
en ontdekkingen lynrecht aanleiding
geven.
newton is de eerfte geweest, die,
door het vereenigen van de ondervin
ding met de wiskundige berekenin
gen,