w ie ftemt niet terftond den invloed 36 A. VAN SOLINGEN, ANTWOORD te brengen, dellen wy daarom voor: "dat het onderwys der jeugd zoodanig worde ingericht, dat de bcginfelen der wiskunstniet zoo fpoedig als doorgaans gefchiedt, verlaten wor» w denmaar dat integendeel hunne vorderingen in de wiskundehen wanneer zy op de beoefening der practïcale natuurkunde zich zullen toeleggenaanfpraak geven tot de gefchiktheid en bekwaamheidom de wetten der natuur door wiskun- dige berekeningen te bepalen"! Het gewicht van dit voordel blykt van zelve zoodra men overweegt dat de practicale natuurkunde van hare foliditeit verdoken blyft, zoolang de natuuronderzoeker derzelver wetten op geene vaste gronden weet te bepa len en wy behoeven maar weinige voorbeelden aan te roeren, om ons overtuigd te vinden, dat men, in het be oefenen van die gedeelten der natuur kunde, waarvan de gewichtigfte kun- ften en handwerken lynrecht afhan gen, zich telkens van wiskundige be rekeningen en bepalingen moete be dienen. toe

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 162