SO A. VAN SOLINGEN ANTWO O RD
ondervonden te hebben dat ze waar
zyn, dezelven erkent als zoodanigett; dat
is als verfchynfelenzonder dat men
dezelven befchouwe als daargellcld
door natuurkrachten: welker beftaan,
hoe leerllellig en oordeelkundig uit
gedacht, nimmer door de ondervin
ding bevestigd word.
Mag men geene verfchynfelendie
men ondervindtbefchouwen als
voortbrengfelen van krachtendie men
nooit heeft ondervonden: zoo zal de
ze eerfte waarfchuwing aanleiding ge
ven tot eene tweede gewichtige
dat men namenlyk, veelmin, op den
grondfteun dezer ondervondene ver
fchynfelen fyjlemata bouwe van na
tuurwetten en werkfaamheden wel
ken hunne geboorte meer aan genie
en vernuftdan aan waarheidver-
fchuldigd zyn. Het is ook geheel iets
anderster benoeming van verfchyn
felen die men ziet, zich van termen te
bedienen, als die der zwaarte- en der
aantrekkingskrachtdan geheele fyjle
mata te vormen, volgens welken eene
gantfche reeks van werkfaamheden, in
de krachten der natuurwel daarge-
fteld, maar niet ondervonden worden:
wier