66 A. VAN SOLINGEN, ANTWOOitD Dit gewichtige middel, ter uitbrei ding van de practicale natuurkundeis tevens op al hare voorgemelde deelen toepasfelyk: het beftaat, eensdeels in een' naauwkeurigen en gedurigen toets der waarnemingen aan de proe ven en anderdeels in derzelver meet kundige betogen. Dezen zyn de Jyn- thelifcbe betogen der oudendie wel omflachtigmaar tevens waardui- delyk, overtuigend, en volledig zyn, Alle opzieners van werken behoor den dezelven, elk in zyn departement volledig doorkeken te hebbenwaar door zy, lettende op de vereeniging der waarnemingen, proefnemingen, en fynthetifche betogen, in deze foor- ten van wetenfchappen alle mooglyke maat van zekerheid erlangen zuilen waarvoor het menschlyke verhand vatbaar is. Ik beken, dat men, tegen de fynthe- tifche manier van betogen, eenige te genwerpingen maken kan namelyk vooreerst derzelver groote omflachtig- heid: gelyk, voornamelyk in de fter- rekunde, uit de fynthetifche betogen van purbachius regiomontanus en naderhand uit die van wqlff en in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 192