OVER DE WIS- NAT. EN TEEKENK. 73
voortgaanmet zich altyd van den
verkleinden maatftaf te bedienen, eene
bekrompenheid van gevoel, eene ge
hechtheid aan hunnen maatftaf, een mis
trouwen op hun oog, en hierdoor al
tyd zekere moeilykheid en ftroeflaeid
in hunne bewerking zal overblyven:
daarom behooren de onderwyzers
naauwkeurig te onderzoekenof het
oog der leerlingen waarlyk zulk een'
tact hebbe j en hen op denzelven
zoo veel mogelyk doen doorwerken:
tot dat de hand, eenmaal hare Hevig
heid erlangd hebbende, om het voor
werp, volgens de gedachtenmaat, neêr
te zettendaarna door het gebruik
van den maatftaf naauwkeuriger ge
maakt word.
De heblykheid dezer twee manie
ren, beide welken de onderwyzers be
hooren te behartigen, moet in de eer-
fte jeugd, alware het met veel moei
te tot dat (zoo als men zegt) het ys
gebroken is, verkregen worden:
men moet zich niet al te fchielyk la
ten affchrikken door den weinigen
lustkan men denzelven opwekken
of heeft die van zelve plaatshet is
200 veel te beter; en voelt de leer-
E 5 Üng