OVER EE WIS- NAT. EN TEEKËNK. 89
daarftelt: alle de grondbeginfelen
(zeg ik) der perjpectif beft aan, niet in
eene omflachtige voordracht; maar in
eene eenvoudige, en tevens ftrenge,
aaneenfchakeling van meetkundige be-
ginfelen en noodzakelyke gevolgen,
welken practicaal toegepast) zich allen
wiskundig laten betogen: en deze over-
wegiug doet ons van zelve overgaan
tot het oogmerk der geleerde vrage-
ren, die de teekenkunde, als op de mees
te kunften en handwerken van invloed
zyndeonmidlyk met de wiskundige
ivetenfcbappen vereenigd hebben. Alle
werklieden namelyk en boukundigen;
alie famenftellers, zoo van byzondere
werktuigen als van die, welken be-
paaldelyk voorwerpen der werktuig
kunde zyn: zyn niet alleen verplicht,
om de werktuigen in hunne geometrï-
fcbe afmetingen te kunnen afteekenen
maar nogdaar en bovenop dat zy
in Haat zouden zyn hunne gedachten
mede te deelen, in het perjpectif: en
dewyl deze haren onwrikbaren grond
zuil vindt in de beginfelen der meet
kunde, zoo blykt het van zelve, hoe
wenfchelyk het zy voor alle kunstwer
keren, dat men op middelen bedacht
F 5 zy*