OVER DE WIS- NAT. EN TEEKENK. 127 {land, reeds in het begin, eene heb- lykheid krygende om niets ter neder te {lellen, dan het gene of betoogbaar is; of by eene naaukeurige gevolgtrekking uit het vorige kan worden afgeleidt; moet natuurlyker wys zelf leeren den ken: hierin ïgeholpen door de onder- wyzerswelken altyd de verfchillende gefchiktheden in het oog moeten hou den zal het getal der zulken zeker verminderen, welken (in gevorderden ieeftyd) thans maar al te veel tot het beoefenen der wiskundige wetenfchap- pen ongefchikt zyn gewordenen dos zal die rede grootendeels ophou den, welke wy, in ons tweede hoofd- ftuk, als eene der voornaamflen heb ben opgegeven, waarom de wiskundige wetenfchappen niet in zulk een' alge- mecnen trein zyn, als zy, tot vermeer dering van het geluk en den welvaart der maatfchappv, behoorden te wezen. VIII. Zulk eene leerwys, eens inge voerd, zal niet alleen die gefchiktheid tot beoefening der wiskundige weten- fchappen merklyk doen aanwakke ren; maar, voor zoover zy gefcnikt zal wezen om den Ichoolhóuderea zeiven regelmatiger te leeren denken

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 253