132 A. VAN SOLINGEN, ANTWOORD voorgeftelde vraagnog duidelyker blyken. Alleen merken wy vooraf aan: dat wy zeer wel zouden hebben kunnen opgeven fommige plannen van publi- ke inltellingen en openbare leerfcholen, volgens welken de eerzucht der jonge lieden konde worden opgewekt: waardoor rnisfchien te weeg zoude gebracht worden, dat het ondervjys dier wetenlchappen algemeener werd; zonder dat nog hieruit volgen zou de, dat daarom derzelver kundig- he- beid van onderwerp gedaald: daar ik afzonderlyk van de fiel- en meetkundezoowel als van de wis kundige natuurkunde gehandelden by gelegenheid fomwylen gewag heb moeten maken van berekenin gendie tot de moeilykfte gedeelten der wiskunde betreklyk zynterwyl ikdoor het voordragen eener (fchoón wiskundige) rekenkundemet de behande ling van liet laagfte gedeelte der wiskundige weten schappen fchyn te eindigen. Het is zooik kan de aanmerking niet uit den weg ruimen, en alleen ant woorden dat de natuur der zaken deze orde ge- eischt hebbe. Ik moest van byzondere middelen fprc- ken eer ik een algemeen middel opgaf, het gene tot de beantwoording der vraag meer byzonder betrek lyk is. Voords wil ik my getroosten met devergely- kende overwegingdat een boumeesterna de fchoonhcden van een prachtig gebouw te hebben doen opmerken, zich.zeerwel bezig moge houden met de befchouwing van de natuur en de eigenfehappen der bouftofaan welker volkomene kundigheden het ge bouw zelve zyne prachH'i) Schoonheid verfchuldigd is!

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 258