ï5<5 a. van solingen, antwoord
door het laatfte overfchot den even-
voorgaanden deeler, en vervolg zulks
zoolang, tot dat de deeling eindelyk
effen opgaal ware het door de één
heid: alsdan is de laatfte deeler het
grootfte getal, door 't welke, zoo tel
ler als noemer, juist deelbaarzyn
DEMONSTRATIE.
Dewyl de multiplicatie niets anders
is, dan eene meermalen herhaalde ad
ditie van 't zelfde getal by zichzelve:
zoo volgt hieruit, dat zeker deeltal, dat
door een' deeler deelbaar isdoor dien
deeler deelbaar blyve, hoe dikmalen
ook dat deeltal genomen word: daar
om zal de onderfte deeler, die bevon
den is het onderfte deeltal te deelen,
ook het vorige deeltal deelen; dewyl
dat vorige deeltal niets anders is dan
het onderfte deeltal, eenigemalen (of één
maal) genomen, met byvoeging van hei
overfchot: maar het overfchot was
gelyk aan den onderften deeler zelve;
derhalven deelt de onderfte deelerook
in den voorgaanden regel,het deeltal, den
dee
[f] Verhandelingen van het zeeuwsche genoot
schap, I. Deel, bladz. 307.