Na aldus het leerftukder decimalen te hebben afgehandeldzal men overgaan tot dat der verichillende machten van de getallen: en aan toon en, door wel ke multiplicatien het vierkante getal; leerlingstal; en de hoogere machten geboren worden: en vervolgens, dooi 174 A. VAN SOLINGEN, ANTWOORD mforom d^t, 200 dikwyls deze in hoeveelheid van getalmerken te kort fchiet, hy ook zoo dikwyls te kort fchiet in het evenredig verkleinen van den quotient GEVOLG. Hieruit volgt, dat wanneer 'er geenc 'getalmerken van geheelen in den divi for zyn van den quotient zoovelen moeten afgefneden wordenals 'er in het dividendum zynen zyn 'er in 't ge heel geenenin het dividendumdat men vóór den quotient zoovele nullen moet zetten, gis 'er afgeperkte geheelen in den divifor zynom dat de quotient evenredig zooveel verkleind moet wor den, als de divifor te groot genomen is, toen men met denzelven, zonder 'achtgeving op de afperking, werkte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 300