N de?
OVER DE WIS- NAT. EN TEEKENK. 201
leerde Vragers; en, zoo ik meen, aari
hetzelve zooveel voldoet, als met mo-
gelykheid kan verwacht worden van
eenige verbetering, waarin niets min
der dan de gantfche maatlchappy be
trokken is. Zulk een werk, immer den
onderwyzeren in handen gegeven: die
eerst beginnen met zich zelve, en
met het zuiveren en verbeteren hun
ner eigene denkvermogensdie tevens
zoo veel mogelyk op de verfchillende
dispojitien letten zullenof zulken naam-
lyk meer leerilelliganderen meer
zinlyk mechanischerr als by inductie
behooren geleidt te worden: zulk
een werk (zeg ik), den onderwyzeren
in handen gegeven, zal hen gefchikt
makenom in het openbare of byzon»
dere onderwys, de beoefening ter-
ftond, en zelfs by de vroegfte jeugd,
in trein te brengen. Wat toch is het
theoretifche voorftel van eén problema
deszelfs conflructieproevebetoog; en
eene regelmatige afleiding van alle de
gevolgenandersdan eene wiskundi
ge befchouwing der waarheid?
Is voorts niet alreeds de rekenkun
de zelve het eerfte deel der wiskun-