270 s. A. DE MÖRAAZ, ANTWOORD geen* éénen vogel ziet, terwyl die, welken in kooijen opgefloten zyn, ftervenwaaruit men haast zoude moe ten beiluiten, dat de dierlyke gewaar wording der vogelen het redenlicht der turken verre overtreft: aitans die vlucht der vogelen dient zekerlyk tot geen gering bewys en Having van het eenftemmige gevoelen der geneeshee- rendat de befmetfelen in den damp kring huisvesten. Bepalen wy nu ver» volgens onze aandacht niet alleen by het vermogen, 't welke de lucht we gens hare verfchiilende hoedanigheid uitwendig op ons lichaam oefent: maar letten wy bovendien nog op de verbazende hoeveelheid, (van fommi- gen in de vierentwintig uren op 21600 cubik duimenluchts berekend.) die wy daarvan inademenen met ipeckfel, fpys, en drank, doorzwel gen; behalve nog die door de opflor- pende vaten en poriën, zelfs tot de binnenlle deelen van ons lichaam, in dringt: en eindelyk op de lchadely- ke zelfftandigheden en verfchiilende befmetfelen, waarmede zy bezwangerd en vermengd iswelken zy dus met zich voert, en aan ons bloed en lap pen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 396