274 s> de mcbaaz, antwoord heb opgegevenen vervolgens het gene de dampkring verder bevat, ieder nog wat meer afzonderlyk voor- ftelle. De lucht bepaalde ik eene vloei (lof te zynen te recht, naardien zy in den volmaakften zin alle de ver- eischten bezit, welken men aan eene vloeiftof toekent: zynde zy, even gc- lyk andere vloeiftoffen eene verzame ling van zeer fyne lichaamtjes, waar van ieder zoo klein is, dat het onze zintuigen ontvliedt; en noch gezien, noch gevoeld kan worden: 't welke ookwegens zyne kleinheid en losfen famenhang, voor eene zeer geringe en ons onbezefbare kracht, die niet of weinig grooter is dan hare eige zwaar te, van elkander wykt, en in dit wyken gemakkelyk over de andere lichaamtjes heen rolt en beweegd word, zonder dat de geheels ver zameling in beweging raakt, Zy is zoo dun en fyndat zy andere vloeiftoffen in dunheid overtreft; door hout en fommige fteenen heendringt; en de zonneftralen on belemmerd laat doorpasferem doch door eenige harde fteenenmeta len, glas, pik, harst, wasch, en an-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 400