ü88 S. A. DE MOEAAZj ANTWOORD
andering, wanneer men langfaam
in de hoogte klimt, trapsgewyze ge®
fchiedt. De bygebrachte voorbeelden
bevestigen dan, zooals ik te voren
reeds heb aangetoond: dat de
veranderingendie wy by een' ver-
Icbillenden barometer^.and op onze
lichamen ontwaar worden, niet al
leen, en zelfs minder, afhangen
van de verfchillende drukking des
dampkrings dan wel van de onder-
fcheidene hoogte, die de dampen en
uitwafemingen bereiken, en den by-
zonderen aard, of beledigende hoeda
nigheden, die zy bezitten. - De
veerkracht der lucht is eene eigen-
fchap, die haar van alle andere
vloeiftofFen onderfcheidt; en die
zeer verfchilt van de veerkracht
van andere lichamen* Want word
de lucht gedrukt, zy krimpt zich in,
en beflaat eene mindere ruimte: maar,
zoo ras de drukking ophoudt, zet
zy zich wederom uiten verkrygt
hare vorige uitgebreidheidandere
lichamen daartegendie veerkrach
tig zyn, herftellen alleen maar hunne
gedaante, die door de drukking ver
anderd wasmaar hunne uitgellrekt-
heid