OVER DE KINDERSOKJES. 301
dampkring uitmaakt: vooral, zoo wy
hierby nog overwegen, hoe de uit-
geftrektheid der waterendie van
het vaste land, meer dan twee derde
gedeelten, overtrefFeen dus eene
onuitputbare bron oplevere voor de
verbazende meenigte dampendie zich
behendig over het vaste land verfprei-
den en zich zoo verdeel endat zy (ge-
deelteiyk) in den dampkring opklim
men en daarin, of hoog boven met
eene dunnere lucht in evenwicht ge
raken; of lager, in de gedaante van
wolken, nevel, of mist, blyven han
gen; of, veranderd in regen, hagel,,
of frieeuw, op de aarde nedervallen
doch verre de meesten dezer wa
terdampen dringen in de aarde, en
al wat daarop is, vooral in men-
fchendierenen planten j waaruit zy
echter in groote meenigte, inzonder
heid by dag, wederomuitwafemen, en
in den dampkring opklimmen, met
zich voerende verfcheidene vreemde
lichaamtjes en befmetfelen: van daar
dat de vroege morgen- en late avond
luchten waarin de dampendoor de
koude verdikt en verzwaard, meest
beneden blyven hangenvoor onze ge
zond-