OVER DE KINDERSOKJES. 33I en vervolgens in eene veel grootere meenigte daaruit wafemende, den dampkring hoe langer hoe meerder he lmetten zoo dat ieder beimet lichaam als eene nieuwe bron van befmetfelen verdient aangemerkt te worden. De inenting der kinderpokjes geeft hier van de zekerde bewyzen: naardien de poketter der ingeënten daartoe even zoo gefchikt en vermogend is, als die van natuurlyke pokken: ja zelfs de poketter van een' eerst inge- cnten aan een' tweeden; en die van een' tweeden aan een' derdenen zoo vervolgens, tot aan den negenden toe; beproefd, word nog even krachtig bevondenals de natuurlyke poketter, waarmede de eerfte was ingeënt: het gene niet gefchieden zoude, indien de pokfmet in de lichamen niet vermee- nigvuldigd werd. Ook nog bovendien heeft men waargenomen, dat hoe na der men by deze befmettingsbronnen verkeert, hoe meer gevaar men loope om befmet te worden: en dat, ver der daaraf, de befmetfelen door de lucht zoodanig verdund en veranderd worden', dat zy geheel krachteloos ra ker. en niet meer befchadigen kun nen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 457