334 S-*A. DE MORAAZANT WO OR» handelen dezer ziekten wel naauwkeu- rig behoort acht te geven. Het is dan met de befmetfelen om trent eveneens gelegen, als met der planten zaden: één eenig zaadje, fchoon men niet weet vanwaar het af- komftigzy, in eene goede en welberei de aarde gezaaid, en doordeluchtsge- fteldheid begunftigd, brengt eene plant voort, die verfcheidene zaden ople vert; waaruit' nogmaals nieuwe plan ten en vervolgens wederom nieuwe zaden, tot in het oneindige vermeenig- vuldigd, kunnen worden voortgeteeld: doch een nadeelig luchtsgeftelby voorbeeld een fterke vorst, is ver mogend om die allen op eenmaal te vernielen. En, om by dezegelykenis te blyveneven zoo als tot den groei van één zaadkorreltje een gefchikte en vruchtbare grond, en een groei zaam luchtsgeftel vereischt word; zoo ook vordert de voortgang eener befmetting, vooreerst lichamen, die daartoe voorgefchikt en vatbaar zyn want, zonder dat de voorfchikkende oorzaken caujae praedisponent es) in het lichaam huisvesten, kan 'er geene be fmetting gefchiedenwat is anders

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 460