33§ s. A. DE MORAAZANTWOORD
den kunnen. Het gebeurt zelfs fom-
wylen, datzy, met de waterdampen
opklimmende, zich in wolken verza
melen; en naderhand, wederom ne
derdalende, alzoo op nieuw hunne
fchadelyke vermogens uitoefenen
of, met de wolken naar elders over
gevoerd, de cerlte befmetting aldaar
aanbrengen.
Nog kan de warmte de befmetfe-
len zoo fyn en vluchtig maken, dat
zy, even als de overige dampen en
uitwafemingenhooger opvliegen, en
de benedenlte deel en des dampkrings
verlatenvandaardat de lucht by
dag, als zy door de zonneftralen ver
warmd is, veel minder fchadèlyk en
belmettend.® bevonden worddan de
koudere avond- nacht- en vroege mor
genluchten, die daarom te vermy-
den zyn. Ook kunnen bergen en
zelfs hooge gebouwen, die den vry-
en luchtllroom fleuitenden befmet-
leien palen zettenen beletten dat
zy verder doordringen. Zoo heersch-
te aan de zuidzyde van myne ftand-
plaats in October en November van
't jaar 1783. de roodeloop zeer llcrk
en fleepte velen naar het graf; zon-