370 S. A. DE M0RAA2, ANTWOORD
zich overtuigd houdt, dat niets ge
meens hebben met de pokziekte. Het
gezag van dezen beroemden Hoog
leeraar, eertyds mynen geachten leer
meester, heeft my aangezet en doen
wagen, om drie kinderen in één huis
gezin, die allen niet vry van engelfche
ziekte warenop een' tyd dat de na-
tuurlyke kinderpokjes, zelfs zeer naar»
by hunne woning, heerschten, in te
enten: by alle drie hadden de pokjes
een' zeer ongeregelden voortgang, en
gingen met toevallen verzeld, die my
den grootften kommer baarden, enten
klaarde overtuigden, dat de kwade
gefteltenis des bloeds, uit de engel'
fche ziekte ontdaande, wel degelyk
met de pokziekte zich vermengde, en
famenwerkte: inzonderheid waren
by het eene kind, dat meest aan de
engelfche ziekte onderhevig was, de
toevallen zoo byzonder en geducht;
de uitbotting der pokpuistenen het
gantfche beloop der ziekte, zoowel als
de dagelykfche veranderingen der
wondjes, zoo vreemd en ongeregeld:
dat ik nergens een voorbeeld, 'tgene
hiernaar cenigszins gelykt, befchre-
ven