OVER DE KINDERSOKJES. 379 tuigt van zichzelve [z], dat hy, fchoon zeventig jaren oudzynde, en duizenden aan deze ziekte behandeld hebbende, nog altoos was vry geblevenzoo wel als zyn vader en vaders- broeder, die omtrent negentig jaren oud zyn geworden: ook was zyne grootmoeder, en nog twee zyner bloedverwanten, die allen een' tachtigjarigen ouderdom bereikt haddendaarvan vry geble ven: gelyk nog meer anderen in zyn gedacht, die hy optelt, van doeve ren [aa], die zoo vele kinderpokjes, zoo wel door natuurlyke befmetting als door inenting medegedeeld, behan deld heeft, is ook tot zyn' dood toe daarvan vry gebleven: zoowel als zyn vaderdie in de zeventig jaren is oud geworden. Of dit nu daarvan afhange dat zy deze voorgefchikthetd niet ge had hebbenj dan of de voorafgaande oorzaken onvermogend geweest zvn om in hunne vaste deelen en vochten die hoedanigheden te brengen welken zynoodig hebben, om de fmet teont- fangen, en daarmede famen te wer ken j [2] De Variol. et morbill. Cap. Illpag. 274. [<j«] hollandsche Maatfchappy der Wetenfchap pca te haarlem: XIII. Deel, bi. 200,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 505