386 S. A. DE MORAAZ, ANTWOORD kinderpokjes zich nu of naderhand op nieuw openbaarden. Dan tegen dit gevoelen brengt men verfcheidene bedenkingen in. En wel vooreerst vraagt men: vanwaar het kome, dat zy, die van deze ziek te reeds volkomen herfteld zynen by wien dus al dit voeder verteerd is, dikwyls nog weken naderhand ande ren befmetten? Immers, zeggen zy, kan men zonder voeder die fmet zoolang niet by zich houdenDan ik vraag, waarom niet? De ftelling is immers geenszins, dat de pokfmet, om hare kracht te behoudeneenig voeder noodig hebbe; maar men ftelt alleen, dat het pokgif, zal het in een lichaam werken, en de kinderpok jes voortbrengen, voeder of deeltjes vordere, die voor aanfteking vatbaar zyn: en juist dit ziet men gebeuren! want zoodra dit voeder verteerd is, houdt het pokgif wel op, om in zoo een lichaam langer te werken; doch blyft niet te min zyne kracht behou den, om andere lichamen, die zulk voeder by zich hebben, op nieuw te befmetten. Het duurt zelfs dik- .wyls

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 512