388 S. A. DE MORAAZ, ANTWOORD de bedenking, die men tegen dit gevoelen inbrengt, Men zegt, dat niet alleen de huid, maar ook het fnotvlies der neusgaten, de mond, de keel, en andere inwendige deelen, dikwyls met eene groote meenigte pokken bezet zynfchoon voor alle die deelen byzondere vochten wor- den afgefcheidenwaaruit men be- fluit, dat de puk lm et niet alleen op dit zoogenaamde voeder werke, maar dat zy alle vloeibare en vaste dee len van ons lichaam kunne aandoen en bedervenMaar, al ftemde men deze tegenwerping geheel toe, zie ik daarin nog geene de minite zwarigheid tegen dit gevoelen naardien men niet ftelt, dat dit voeder, of de voor befmet- ting meer vatbare deeltjes, in eenig byzonder vocht bevat zynmaar men wil zelfs, dat zy in alle onze vochten, geenen uitgezonderden dus ook in de afgefcheidene vochtenvan welke foort zy ook mogen wezengelykelyk vermengd zyn. Ook fielt men niet, dat dit voeder alleen, met uitfluiting der overige deelenvoor aanfteking vatbaar zy; maar men wil Hechts, dat het veel vatbaarder, en lichter dan an:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 514