414 s. a. de moraazantwoord
opgefioten hielden, en vry zyn geble
ven.
Dit, en het gene ik reeds vooraf ge
zegd heb, dunkt my, dat reden ge
noeg zywaarom op denzelfden tyd
de eene plaats befmet; en eene andere
zelfs in de nabuurfchap, vry blyvcEn
hierby zoude ik dus myn antwoord
op het eerlfe gedeelte der vraag kun
nen laten: zoo niet het Edele zeeuw-
sche genootschap een afzonderlyk
onderzoek vorderde: of zulks ook af-
hangs van eene by zonder e gefleldheid der
(leden en plaatfen; van bet voed]el; of
andere oorzaken
In dit onderzoek zal ik my zeer be
korten: en alleen maar met weinige
woorden betogen, dat zulks in het ge
heel niet daarvan afhange! Want, wat
eene byzondere gefleldheid der (leden en
■plaatfen betreft, is het zekerdat de
ze niet alleen endemifche of landziek
ten; maar dikwyls ook epidemifche of
doorgaande ziektenvoortbrengen
Zoo zyn, by voorbeeld de galkoort-
fen in het najaar byzonder aan zeeland
eigen, en daarom ook zeeuwsche
koortfen genaamdzoo zyn ook moer
as-