4-0 s. a. de mo-baaz, antwoord geheel onnut, en zelfs in zoo verre voor fchadelyk: om dat, gedurende den tyd, waarin zy gefchiedt, de lyder in eene gedurige vrees blyft over de onzekerheid der uitkomst. Want men heeft voorbeelden, dat fterke gemoedsaandoeningen, als vrees en ichrik, de kinderpokjes verwekt heb ben; maar nooit zonder dat de pok- fmet daar was. Ik heb zelf, toen de roodeloop hier heerschte, een aller- blykbaarst voorbeeld in die ziekte daarvan gezienNochtans was hel- mont van gedachten, dat de pest, al leen door vrees, zonder befmetting konde ontftaandan ik ben het met hem hierin niet eens; maar houde het alleen daarvoor, dat die fterke ge moedsbewegingen de befmetfelen fcherpen, of liever de lichamen vatbaar en gefchikt maken, om de befmetfelen, daar zynde, binnen te laten, en alsdan daarmede famen te werken. Ook wil ik uit dien hoofde den wyntot eene matige vrolykheid gebruikt, als een voorbehoedmiddel in befmettelyke ty- den, met hem wel aanpryzente meer, daar diemerbroek in pesttyden, by een gerust en bedaard gemoedsge- ftel,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 546