ui VOORBERICHT.
gen als dadelyk bcftaandeworden opgegeven
zyn 'er verfcheidenenwelken in lateren tyd zyn uit-
gemonfterdals verdicht en niet aanwezig: fchoon
federt velen van die verdacht gehoudene verhalen op
nieu door de berichten der jongde reizigers en reis-
befchryvers zyn bevestigden dus de goede trou en
geloofbaarheid van plinius ten dien opzichte is ge-
llaafd.
Tot het getal der twyfelachtigen behoort, tot nog
toe, 's Mans opgave van den e en hoorn waar
omtrent hy in Hijlor. natLib. VIII. Cap. 21. zich
dus uitlaat"Afperrima autem fera MONOCE-
ROS: reliquo corpore EQ u0 jimiliscapite cst-
v 0pedibus elephanto; cauda apro; mu-
gitu graviuno cornu nigro media fronte cubi-
toram duüm eminente. liane feram vivam negant
33 capi
In de Heilige Schriftimmers in de boeken des
O. V.word meer dan eens (zelfs met zekeren op
hef) melding gemaakt van een dier, in het Hebreeusch
reem (al?Y), of in 't meervoud reemim (ö'»n),
genoemd: welk woord door Onze overzetters, gelyk
ook door de Engelfchenvertolkt is eenhoorn;
doch de Franfche vertaling heeft daarvoor che-
vredil, encHEVRESAüVAGE. Op twee
dier plaatfen vindt men in de bekende Verklaring
der engelsche Godgeleerden eene uitvoerige
aanteekenïnguit elke welker ik de vryheid zal ge-
bruikeu een klein gedeelte over te nemen.
On