45° s. a; de moraaz, antwoord nevens één' of twee beëedigde oppas- fers, denlyder mochten bedienen: mits zoo iemand gepokt haden plechtig zich verbond, om alles even ftiptelyk te zullen doen en naarkomen als zy die onder eede daartoe verplicht zyn. Voorts laat de directeur één' of meer der aangeftelde oppasfers derwaards komen: na dat zy alvorens hunne ge ringde, doch reine, en zoo weinig mo- gelyk wollen, kleederen hebben aan getrokken:' en geeft dan aan ieder hunner eene linnen kiel of overkleed: hetwelke zy altoos aan moeten heb ben als zy in het ziekvertrek zynen moeten uittrekken, wanneer zy daar uit gaan: ook zorgt hy, dat bui ten het ziekvertrek altoos een ruime overrok, van gewascht linnen [w] ge maakt voor zichzelve, den geneesheer, en [yvj Soortgeïyk kleed van gewascht tinnendat tot op de hielen hing, plagen oudtyds de genecs- lieeren te rome in pesttyden aan te trekkenniet zoo zeel",- om daardoor de overvoering van de fmet voor te komen, als wei uit vrees, om zeiven he lmet te raken want zy hadden bovendien een mom aangezicht met glazen oogen, en een' grooten neus, voor "t wezen; Welke neus 'met riekende dingen was opgevuldnog hadden zy een' koddigen hoed op het hoofd, en eene witte roede in de hand. ZieïH» Bartholin us mji. anat. et med. Cent. V

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 576