VOORBERICHT. LVII liet voorkomen was gelyk dat van een paard. van eene grysachtige kleur; doch achter de kaken finalle witte ftreepjesrecht vóór den kop had het dier een' hoorn, ter lengte van een' arm, en aan den grond (of bafts) cenc arms dikte. Op de helft van dien hoornwas de hoorn eeuigszins plat; echter aan het vooreinde zeer fpitsen niet aan 't voorhoofdsgebeente vastgegroeidmaar al- leen aan de huid: omtrent twee vingeren breed onder dien hoorn vond men eene kleine korte kuif: hebbende de kop van dat dier de ge- daante van een paardtervvyl deszelfs hoogte ins- gelyks met een gewoon kaapsch paard over- een kwam. f)e oorert vond men grys, en gelyk die van een' osdoch wat grooter. Het dier had een' tamelyk langen flaartdievan verre naar een' paardenftaart geleek; doch, van naby befchoud zyndebevonden werd vleesachtig'en met kort hair bezet te zynhebbende aan het ein- de een' witten kwast, ter grootte en rondte van een' appel. De hoeren waren rond, als die van een paardechter van ouder met gefpletene klaau- wen, even als de runderen: gelyk de tefticuli ook als die der tamme hullen bevonden werden. Dit zoo zeldfame dier is gefchoten tusfehen den zoogenaamden Tafelberg, en de Zeekoerivierge- legen omtrent 16 dagen rydens van de Camdebo die van de kaap omtrent óóne maand rydens met een' osfenwagen gelegen is. Verfcheidéne Ingezetenen en Hottentotten ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 59