KINDER? O KJ. (NASCHRIFT) 475 leen tot beftuur, om de natuurlyke maar tevens ook, om de kunftige kinderpokjesop eene gemakkelyke wyze, te behandelen: offchoon ik niet denk, dat hy op de kunftige pokjes wil toegepast hebben zyne noot bladz 62.) waarin hy zegt: „Ik wacht my 3, zorgvuldig in het eerftc tydperk zie- ken uit het bed te nemen: enz." naar dien by de inenting eene ftandvastige ondervinding bewezen heeft, dat de lyders, wanneer de uitbottingstoe- vallen zich openbaren, in de op ene lucht moeten uitgaan, al is het zoo koud, dat zy de koude maar even kunnen verdragen; mits rn en maar zorg drage, dat zy niet ftil ftaanwant de gelukkige uitflag dezer ziekte hangt, door alle de tydperken heenhiervan geheel en zoozeer af, dat het aan dit gemis, en aan eene meerdere broeijing, voornamelyk is toe te fchryven, dat kinderen, die nog gebakerd zyn, deze kunstbewerking veel moeilyker doorftaan, en gemeenlyk veelmeer pokjes krygen: doch zyn zy reeds uit gebot/en de uitbottingstoevallen ge heel gewekendan ben ik 'er zeer yoor, dat zulke lyders zich in huis hou:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1792 | | pagina 601