E, F R. B D E. ning over zijne natuurlijke gefteldheiden dus ware deugd in hem V Dan daar zijne geaardheid tot llandvas- tigheid, fpaarzaamheid en een werkzaam leven over helt zouden de beginzelen van weelde en wellust die men in eenen bloedrijken (fanguineus) Hechts als eene zwakheid zoude kunnen aanmerken inhemeene grove ondeugd zijn. Dat een Flegmaticus onder ram pen die hem drukken of dreigeneen bedaard ge- snoedsbeliaan behoudtdat hij onder verongelijkingeit van allerlei aart 5 welke hem worden aangedaanzich geduldig gedraagt, is in hem geene deugd, immers niet in veele gevallenmaar eene natuurlijke uit werking van zijii waterachtig, fietsch en onaan doenlijk geftelen daar hier uit een traagvadzig fin onaantrekkelijk beftaan geboren wordt, dat zich zoo hij zijne dierlijke geaardheid opvolgt in zijn geheel gedrag openbaart; welk een bewijs dan van •eenen edelen geest in zulk een menschals hij zich oefent in nuttige konften en wetenfchappen een werkzaam leven leidt; en een gevoelig hart ver krijgt onder onheilendie hem en andere treffen om 'er 't vereischte gebruik van te maken. Daar de gefteldheid nu van een Cholericus wegens zijn droog heet en daar door ligt gevoelig en vuu- rig beftaanjuist van eene tegengeftelde geaardheid iszoo gevoelt elkwelk eene oefeningfterkte van geest en deugd er dus in zulk' eene gevorderd wordom onder tegenheden vooral onder veronge- lijkingen allermeest wanneer deze in het bijzijn van anderen en dat van geringe Perfonen worden aan gedaan zich betamelijk te gedragendie met een lijd-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 100