cs jambe n. Hem dunkthij wandelt reedsop 't bloemenpad, door 't Zalig landdat Jefus eens betrad. Hoe blinkt het daarHet landfehap fmelt inkleur de dadel bloeit. Hoe ruikt de balfemgeur Slaap, pelgrim, flaap! Mijn winckelman, flaap zacht 1 Uw rust verkwikt en geeft li nieuwe kracht. De reis was lang en zwaar. Uw nutte vlijt, aan 'tfchoonst belang der menfclien toegewijd, heeft vaak uw hoofd maar nooit uw hart vermoeid. Uw Lente heeft voor Vlisfingen gebloeid. Hoe was uw brein met kennis rijk vervuld De fijnste fcherts, met Attisch zout doorzult, ontvloeide uw tongen 's Levens vrolijkheid lag op uw zielgelijk een glansgefprcid. En och.' uw hart mijn winckelman, mijn Vriend zoo ooit, dat hart heeft vrienden-rouw verdiend. Ja, andk.er. heil! Ziedaar, het glansrijk doel waarop uw deugd (wie zag haar immer koel?) zoo vuurig mikte en 't geen zij fteeds befehoot. Weldadig hait 1 handen! ligt gij dood? maar neengij flaapt. De groote dag breekt aan waarin cn hart en citer zanten flaan. LV

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 120