>4- PRIJS-VE RHAN DELING EN. behniten; dan daar dit ook door de vochtige aarde gefchiedr, kan dit het voorname nut niet zijn. Maar zouden dan die zout-falpeter en kalk - deelen welke in de tarwe zijn ingedrongenook de groci- zaamheid der aarde, waarin zij gezaaid is, bevor deren? Dan hoe heilrijk die ook in deze betrekking mogen zijn: dit kan, zijnes erachtens, de ware oorzaak niet zijn van het lint, dat dit middel doet: om dat de vruchtbaarheid van den grond niets geeft of neemt aan het brand-koorn de vrachtkaarde landen zijn er zoo wel mede befmec als anderen. Dat die deelen zouden dienen, om eene plant verdervende ftof in het land dood te bijten: die er niisfchieu niet eens isis nog onwaaiTchijnlijker om datze, geheld die plaats hadde daar toe niet toereikende zouden zijn. S denkt dus, dat die bijtende deelen, zoo niet alleen, immers voornamelijk hare werking doen op liet zaai-graan zelve: niet heilig, cm het te ver beteren; maar ontkennende, om hechte korrels, wel ke, in weerwil van al het zuiveren, nog onder de tarwe zijn overgebleven, en kwade airen zouden voortbrengenvan derzelver kracht en vermogen te beroven, om te groeij.cn; zonder dat zij echter aan 't goede zaad de minfte fchade veroorzaken, omdat dit meerdere olieachtige deelen heeft, en harder van bolfter is. IV. Nu is het vierde en belangrijkst huk: zijn er ook nog andere en meer vermogende middelen, te-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 162