h. pomse, Antwoord men daar van Tarwe verkrijgen van eene min dere deugd: waar uit blijkt, dat de deugde lijke hoedanigheden der Tarwe vermeerderen en verminderenzonder dat zij van natuur verandert. Maar dewijl de zaad-Tarwe niet geheel kan Worden gezuiverd van minder volkoriiene kor rels, verdient dit onze nadere opmerking; en* voorönderfteld zijnde dat die bekwaam zijn, Om te ichieten; zoo is de vraag: of die dan ook gelijk zijn aan de zwaarfte en best ge voede; en of zij welgevoede en met zware korrels gevulde airen kunnen voortbrengen? Laat ons zien, of de ondervinding ons we derom op het ipoor kan brengen, om deze vraag te beantwoorden. Wanneer men een ftuk Tarwe heeft, het welk over de geheele oppervlakte eene gelijke diepte van vruchtbare en wel doorploegde aar de heeft, ftaan de planten alle even fleurig en groeijen even hoog; en derzelver omtrek is kleener of grooter, naar de ruimte die zij hebben, om uit te ftoelen. Wanneer men planten heeft, welke iri eeneri Vruchtbaren grond eene te groote ruimte heb ben, worden die veel fterker dan andere, welke het voedzel met andere moeten deetenj en van zodanige planten verkrijgt men fmaller graan

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 186