OVER HET B R A N n - k 0 O It N. ip welke zwak zijn, wórden later bezaaid, óm den wasdom te bevorderen. Landen, op welke vele Hakken zijn, bezaait men vroeg, op dat de planten in den Herfst, door eeneii fterke- ren groei, den aanval der Hakken zouden te boven blijven: of zeer laat, op hoop dat de Hakken doof den winter-vorst, kort na de bezaaijing, zullen gedood worden. Ook kun nen de omflandighedcn van het wéér den Landman noodzaken, de Tarwe laat uit te zaaijen, en men kan van te voren niet bepa len of de vroeg gezaaidedan of de laat ge zaaide, den besten oogst zal geven, om dat dit veel van de faifoenen afhangt. Dan de ondervinding leert, dat de in de nat te gronden, en laat gezaaid wordende Tarwe, ineer Brand-Koom voortbrengt, dan die welke in drooge gronden en vroeger gezaaid wordt. Voorts wordt de Tarwe bij cene wasfende of afgaande Maan gezaaid: 'Er zijn Landlie den, welke van oordeel zijn, dat Tarwe, welke met eene wasfende Maan gezaaid wordt, doorgaans, en die, welke met eene afgaande Maan gezaaid wordt, zelden of nooit Brand - Koorn voortbrengt. Desgelijks zijn 'erdie- denken, dat, wanneer de Tarwe gezaaid wordt bij mistig weer, en als 'er Koorde en Ocsre Winden waaijen, toen meer Brand-Koöfri té B a -vack-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 191