23 II. FQNSE, AUTWpORD se, op denzelfden tijd, en, fomtijds, op den- zelfden dag, doch met onderfc'neideneook fomtijds, flechts met verfchillend behandelde Tarwe wierden bezaaid, en dat het eene ftuk geheel zuiver van Brand-Koorn, en het an dere 'er zeer ftcrk mede bezet was: wat meer is, zoodanige vcrfchillende uitkomst heb ik zien plaats hebben, wanneer een en hetzelfde ftuk Land met onderfcheidene of verfchillend behandelde Tarwe bezaaid was geworden. Daar nu, in zoodanige gevallen, gecne vcrfchillen de omftandigheden bij de. bezaaijing en verde ren groei der Tarwe plaats hebben, is liet, dunkt mij, zeer klaar, dat, wanneer de zaad- Tarwe ecne geneigdheid of vatbaarheid heeft, om Brand-Koorn voort te brengen, die ge neigdheid zich altijd openbaart, en door den groei ontwikkeld wordt. Maar is de oorzaak van het Brand-Koorn alleen gelegen in den aart en de natuur van de Tarwe; dan vraagt men met recht: wat is de redendat verre het grootst gedeelte van onze Tarwe blank gewonnen wordt, en het Brand-Koorn wordt aangemerkt als een ongelukkig toevalcn dat dit toeval zich eer cn meer openbaart, in natte en laat bezaaide, dan in drooge cn vroeg bezaaide Tarw-lan den Op;

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 194