S8 H. POSSE, ANT WO ORB
een derde van de maat van het zout, boven
opgegeven. Een goed vriend vroeg mij, bij'
eene zekere gelegenheid, of ik ook zomtijds
wel brand in mijne Tarwe had? Ik antwoord
de hem, dat ik gewoonlijk wel ecnige Brand-
airen in mijne Tarwe kon waarnemen, dan dat
ik daar door geene merklijke fchade leed;
dat ik altijd mijne Tarwe nog blank kon la
ten dorsfehen. Hij zeide mij toen, dat hij
mij raadde, het zout, hetwelk ik gewoon was
te gebruiken, met nog zoo veel te vermeer
deren; en dat ik dan kon verwachten, dat ik
nimmer Brand -Koorn zoude hebben. Ik volg
de dezen raad, en zag toen, dat ik nog veel
minder Brand-Koorn had. Daar na heb ik
het zout nog ruimer gebruikt, en zcdert so
jaren is het iets zeldzaams eene Brand - air in
mijne Tarwlanden te ontdekken. Uit deze on
dervinding houde ik het als zekerdat het
zout het voornaamfte middel isom het
Brand-Koorn te weren. Maar vraagt men
mij, welk eene werking het zout, ten dien
einde, op de Tarwe doet? dan moet ik ant
woorden, dat het mij voorkomt, als ten uit.
terfte moeilijk, hier van iets als zeker vast
te dellen. Zie hier wat mij, na een bedaard
onderzoek van dit Huk, als waarfchijnlijk is
voorgekomen.
Uit