OVER HET feRAKD-KOORH. 3* dat dit weinige zotit, door de beweging der vochten, in de aarde fpoedig wordt ontbon den, en de minlre hindernis niet toebrengt aan de beweging der werkzame beginfels van het leven, welke in de Tarw-korrels belloten zijn: gelijk ook de fpoedige fpruidng van dezelve daar van een bewijs is. Ten tweeden, in aanmerking genomen zijnde, 't geen ik zoo even zeide, dat, namentlijk, de planten, die goede, en die, welke Brand-ai- ren voortbrengen, de hoedanigheid der vrucht alleen uitgezonderd, eikanderen volkomen gelijk zijn; zal men daar uit moeten afleiden, dat beider levensbeginfel gelijke flerkte heeft; en dat het zout, het vermogen hebbende, om het levensbeginfel te dooden in zoodanige kor rels, welke Brand-Koorn zouden voortbrengen; dan ook door diezelfde werking het levensbe ginfel in de overige korrels desgelijks zou ge dood, en zij te famen van de kracht, om te groeijen, beroofd worden. Het zout doet evenwel eenige Werking, en zal dus in aanmerking komen als der vrucht baarheid bevorderlijk, en dit komt meer over een met de natuur van het zout, hetwelk, ontbonden zijnde, en met olie, water en an dere voedende deelen, die zich in de aarde bevinden, vermengd, tot voedzel der gewas- feni

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 203