OVER KET BRAND-KOORNé 33
elke foort die gedaante behoudt, is in het
denkbeeld van ontwikkeling öf uiteenzetting
zelve opgelloten: maar van waar kómt dié
verfcheidenheid van ireiik, fmaak, kleur, en
andere eigenfchappenwelke me» in de ón-
derfcheideiie gewasfèn en in derzelver vruch
ten waarneemt? Zij groeijen toch, van de
zelfde lucht omgevenin dezelfde aarde: het
is waar, elke foort van gewas trekt dat voed-
zel uit de aardehetwelk met deszelfs aart
het meest overeenkomt: maar wanneer men
een perenboom de kroon aizet, en op eiken
tak eene bijzondere foort van peer ent, wor
den die bijzondere foorten van peren, in den
zelfden grond, door dezelfde wortels en ftam
gevoed; en nogthans brengt elkeri tak vruch
ten voort, in gedaante, kleur, reuk, en
fmaak, gelijk aan die van de boomen, waar
van de enten genomen waren: een duidelijk
bewijs, dat de vochten, welke tot voeding
van die bijzondere foorten van vruchten ge
diend hebben, die onderlcheidene hoedanigheid
eerst verkrijgen in dè buizen van die takken,
welke van de enten zijn voortgekomen.
Hier uit blijkt, dat de gewasfen bij dêtl
groei té gelijk kunnen aangemerkt wórden
als werktuigen, Waarin de voedende deelen,
welken door de wortels worden aangevoerd;
I. DEEIii G gé-