OVER HET BR AND-KOORN. 4? hindeTd wordt, zoodanige deelen voort te brengen, als 'er noodig zijn, om aan hec Tarwe - graan deszeifs wezen en beftaan te geven. Op deze fceliing rust de gedachte, dat dit gebrek daar uit ontftaat, dat de plant te wei nig wortelen heeft; of dat die wortelen niet vast genoeg in de aarde .liggen; of uit een gebrek in het Tarwe - graanbijzonder in de plant, zoo als die in de bolder befloten is, cn. wel in die worteltjes of wortel - buis jes, Welke het voedend vocht naar zich trek ken. Zie bladz. 5 van het Uittrekzel. Op deze gronden nu fielt diezelfde Burger, bladz. <S, dat de natuurlijke en meer bijzonde re oorzaken van het Brand-Koorn moeten toe- gefchreven worden -aan het gezaaide graan; of aan den grond, die bezaaid wordt; of aan den: tijd, wanneer; of aan het weder, 111 welke het graan gezaaid wordt; of aan het zaaijen in een te natten of al te droogen grondof dat het graan niet vast genoeg onder de aarde ligt, om behoorlijk wortelen te kunnen fchieten of aan eene te lamen- werking van alle die genoemde bijzonderhe den: welke Hukken bladz. 7, 8 en 9 verder Uitgebreid worden. Volgens deze gelegde gronden worden nu ais

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 219