OVER, HET BRAND -Rod RN. li, 13, 18, 19, 20, 21, en 22, van deze Verhandeling. Aangaande nu die middelen, welke door de gezegde Schrijvers, ter voorkoming van hec Brand -Koornworden opgegeven, en zoo even door mij zijn voorgeftelddaaromtrent zal ik aanmerken, dat eenige van dezelve, ter ver krijging van oenen goeden oogst, zeer zijti aan te prijzen; als daar is, het zaaijen van allerbest zwaar graan; het dikwijls verwisfe- ien van zaad-Tarwe; de keuze en de be hoorlijke toebereiding der gronden tot bezaaï- jing: doch dat deze middelen tot voorkoming of vermindering van het Brand-Koorn niets uitwerken. Men zie bladz. 16 en bladz. 11 en 12 dezer Verhandeling. liet zaaijen van jarige Tarwe achte ik eeii zeer goed middel te zijn, 0111 het Brand- Koorn voor te komen; en het zou, wanneer 'er geene andere middelen, ten dien einde, voor handen waren, alle aanprijzing verdienen: het heeft echter ook zijne zwarighedenwant zoo danige Tarwe is trager in het ipruiten als de nieuwe Tarwe; en, ingeval het Land nat is; of dat 'er, kort na de bezaaijing, veel regeri valtliet berften of verrotten eerder onder; worpen, dan de nieuwe Tarwe. Dat zand - gronden ongèfcüikc zijn j dm tüet D 2 Taf-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 223