€o H. PÓNSE, ANTWOORD
deeling van liet Uittrekzel door hem ftellig
beweerd worc't, dat zij van dien aart niet
zijn, dat 'er het Brand-Koorn door kan wor
den voorgekomenen hij het voor onwaar-
fchijnlijk houdt, dat 'er immer een middel
zal worden uitgevonden, om het Brand-Koorn
geheel te overwinnen: om dat (zoo als hij
zich, overeenkomftig zijne gevoelens, aan
gaande de oorzaken van het Brand-Koorn,
\litdrukt,} geene eindige voorzorgen toereiken
de zijnom te verhoedendat 'er geene ge
brekkige korrels onder de zaai-Tarwe zijn,
cn nog duizend andere toevalligheden, die,
naar zijn oordeel, oorzaak van het Brand-
Koorn zijn, door de grootfte oplettenheid
niet kunnen verhinderd worden; meene ik
nogthans, en ben voor mij zclvcn, door
eene langduurige ondervinding, en door mijne
genomene Proeven, volkomen zeker, dat het
tegendeel waar is: uit mijne Proeven blijkt
onwederfpreeklijkdat de door mij gebezigde,
middelen van dien aart zijn.
Van het gewas in 1797, was de Proeve No.
1. en 1. zwart, en de Proeven No. 3 4. en
5. blank. Uit de vergelijking van de Proeve
No. 1. en a. blijkt wel, dat de wasfehing
een weinig had toegebragt; maar de vergelij
king van deze Troeven bewijstdat de mid-
de-