ÓVER. HET 8R.AHD-K00RH. 61
delenwelke ik gebruikt haden die da-
zelfde zijn, als de door Schortinghuis opge-
gevene, niet volkomen aan het oogmerk be
antwoorden. Zulks wordt ook bewezen door
de Proeven No. ii van het gewas van 1798
vergeleken met No. 4., 5. en 6., en nog
fterker bewijs vinde ik daar voor in die van
No. 1. en 3.
Uit de Proeven No. g; van het gewas ia
1797, en de Proeven No. 3. en 5., en voor
al die van No. 4. van het gewas in 1798 a
blijkt overtuigend, dat de bereiding van de
zaad-Tarwe, naar het voorfchrift van den
Burger Pleijteook volkomen aan het oog
merk beantwoort.
Het geen ik, volgens bladz. 28, uit mijne
ondervinding, voor zeker hield, naamlijk, dat
het zout het voornaamdezoo niet het eenig-
fte middel is, ter voorkoming van het Brand-
Koorn, is door mijne Proeven nog nader be-
rvezen: bij mijne onderfcheidcne bereidingen
bleef het zout altijd, om zoo te (preken,
het voornaamde inmengzeï; en mijne hoofd
bedoeling was altijd, om mijne te zaaijen
Tarwe wèl met zout te doen doortrekken;
en ik houde het als zeker, dat men het, om
het bedoelde einde te bereiken, wel te fpaar-
zaam kan gebruiken, maar dat een ruim gebruik
nooit