6a H. P ON S E ANTWOORD irooit eenig nadeel zal toebrengen. Voorts boude ik het daar voor, dat een ruim gebruik van het zout noodzaaklijlc is, wanneer het Land, het welk men bezaaijen moet, zeer nat is; of ingeval men proeven wilde nemen met het zaaijen van blaauwe Tarwe. Uit de Proeve No. 4., van den oogst vati 1798, blijkt, dat het mengze! van den Bur» gér Pleijle voldoende bevonden wordt, om het'-Brand-Koorn te weren. Maar de goedé uitwerking van dit middel zal men desgelijks moeten toefchrijven aan de zouten, welke dit middel bevat. Ook wordt de falpeterter we ring van het Brand-Koorn, nuttig bevonden. In meer kunstmatige bereidingen wordt zelfs aluin en vitriool gébruikt: en het is waar- C) Zie hier van een voorbeeld in liet volgend v.oorfchrift. Men neemt, tot twee en een halven zal: Tarwehet zij blanke of .zwarte, een half pond witte vitriool, een pond aluin, een pond potasch, acht roode aarde koppen met zout, en acht' dito koppen grove kalk. Men mengt dit al les in eenen emmer rif tobbe wel onder elkande- rende aluinvitriool en potaschte voren ltlein gemaakt zijnde. Voorts doet men de ge zegde Tarwe in een bak of kuipdie wel digt is en mengt die middelen daar onder: men giet dan zoo veel water op de Tarwe, dat die wel door-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 234